|
Home
Volksliedjes A
Volksliedjes B
Volksliedjes C
Volksliedjes D
Volksliedjes E
Volksliedjes F
Volksliedjes G
Volksliedjes H
Volksliedjes I
Volksliedjes J
Volksliedjes K
Volksliedjes L
Volksliedjes M
Volksliedjes N
Volksliedjes O
Volksliedjes P
Volksliedjes R
Volksliedjes S
Volksliedjes T
Volksliedjes U
Volksliedjes V
Volksliedjes Wa / Wi
Volksliedjes IJ
Volksliedjes Z
Wilhelmus
Volkslied provincies
Oranje boven
Sinterklaasliedjes
Kerstliedjes
Kerstliedjes (vervolg)
Jaarfeesten
Canons
Zoek op alfabet / thema
Info
Inhoud website:
volksliedjes - nederlandse volksliedjes W - hier vind je ruim 150 oude bekende traditionele volksliederen - met tekst en muziek - midi mp3 bladmuziek - Het waait een windeken koel uit den oosten, Waar dat men zich al keert of wendt, Waar de blanke top der duinen schittert in den zonnegloed, Waar der beuken breede kronen, Het waren twee conincskinderen, Het was een kind van twalef jaren, Wat voor vijand durft ons naken vier gebroeders, Vier Heemskinderen Ros Beyaard, Wat zullen onze patriotjes eten leger, Wel Anne Marieken, waar gaat gij naar toe soldaten
complete teksten en muziek couplet refrein klassieke nederlandse liedjes nederlands volkslied nederland nederlands lied liedje nederlandstalig volksliedje nederlandstalige liederen
Trefwoorden: songtekst songteksten songtext liedtekst liedteksten ouderwets ouderwetse liedjes van vroeger uit grootmoeders tijd holland oud hollandse oud-hollandse liedjes liedboekjes zingen meezingen luisteren beluisteren uit het verleden jeugd grootmoeders tijd vorige eeuw auteur componist tekstdichter schrijver volksmuziek liedblaadjes muziekgeschiedenis
met muziek melodie muzieknotatie met noten muzieknoten notenschrift wijs wijsje pianomuziek piano
Varianten: waait een windeke windje het waren twee koningskinderen er waren twee koningskinderen zij hadden elkander zo lief zij konden niet bij elkaar komen het water was veel te diep er waait een windje koel uit het oosten waar de beuken brede kronen kind van twaalf jaar heer van brunswijk wel anne marieken wel anne marieke wel annemarieke
|
|
|
|
Nederlandse volksliedjes ∼ Wa t/m We ∼
|
Het waait een windeken koel uit den oosten
hoe lustelijk staat dat groene woud!
Die vogelkens zingen. Wie zal mij troosten?
Vrouwengepeins is menigvoud.
Ik wil mijzelven eens gaan vermeiden
al daar die liefste te wonen plach
ende denken om den tijd voorleden
God geve die liefste goeden dag.
Ik was een klerksken, ik lag ter scholen
den rechten weg heb ik gemist.
Schoon jonge vrouwen doen mij dolen
weder te keren, dat dunkt mij best.
Nog weet ik een liefken uitverkoren
daar ware ik alzo gaarne bij.
Wat ik ze minne, 't is al verloren
kranken troost zo geeft zij mij.
Al op den hoek van dezer straten
daar woont zo properen meisken fijn
daar zal ik nog enen nacht bij slapen
oft kraai en zal d'r geen vogel zijn.
Rijk God, mag ik den dag nog leven
dat zij mij minde ende ik haar niet!
Zo zoude mijn herteken in vreugden leven
dat nu leit in zwaar verdriet.
Middeleeuws lied.
Dit lied is een liefdesklacht van een student (een 'klerksken'). Hij keert terug naar de straat waar het door hem aanbeden meisje woont.
Uitleg: vrouwengepeins is menigvoud: de overdenkingen/gepieker/overwegingen van een vrouw zijn velerlei/talrijk / klerksken: student.
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• Het Antwerps liedboek (1544)
• Aemstelredams, Amoreus lietboeck (1589)
• F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903)
• Pollmann en Tiggers, Nederlands volkslied (1977)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
Waar dat men zich al keert of wendt
end' waar men loopt of staat
waar dat men reist of rotst of rent
end' waar men henen gaat
daar vindt men, 't zij ook op wat ree
d'Hollander en de Zeeuw
zij lopen door de woeste zee
als door het bos de Leeuw.
Verenigd, vrijgevochten volk
maak Spanje d' oorlog moe
Zulks dat hij zijnen vredentolk
dit land moet zenden toe.
Wie zou ooit hebben dit gedacht
dat d' hoogmoed van Papou
dat zo een grote, trotse macht
zo buigzaam worden zou?
O Neêrland, zo gij maar en bouwt
op God den Heer altijd
uw pijlen vast gebonden houdt
en t'zaam eendrachtig zijt
zo kan u duivel, hel noch dood
niet krenken noch vertreên
al waar' ook Spanje nog zo groot
ja 's werelds machten een.
Geuzenlied.
Tekst: A. Valerius.
In: A. Valerius, Nederlandtsche gedenck-clanck (1626).
Adriaen Valerius (ca. 1575-1625) was schepen (wethouder) van Veere (Zeeland) en tekstdichter van met name geuzenliederen (liederen over de Tachtigjarige Oorlog, 1568-1648). Deze werden na zijn dood uitgegeven door zijn erfgenamen. Valerius was deken van de Veerse rederijkerskamer 'In reynder jonste groeijende' (zie alle liedjes Valerius).
Uitleg: ree: ankerplaats / vredentolk: vrede tijdens het Twaalfjarige Bestand (1609-1621).
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• D.F. Scheurleer, Van varen en van vechten (1914)
• Veldkamp en De Boer, Kun je nog zingen (1911, 1938, 1972)
• Pollmann en Tiggers, Nederlands volkslied (1941, 1956, 1977)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
Waar de blanke top der duinen
schittert in den zonnegloed
en de Noordzee vriend'lijk bruisend
Neêrlands smalle kust begroet
juich ik aan het vlakke strand,
juich ik aan het vlakke strand:
'k heb u lief, mijn Nederland,
'k heb u lief, mijn Nederland!
Waar het lachend groen der heuvels
't kleed der stille heide omzoomt
waar langs rijk beladen velden
Rijn of Maas of Schelde stroomt
klinkt mijn lied op ouden trant,
klinkt mijn lied op ouden trant:
'k heb u lief, mijn Nederland,
'k heb u lief, mijn Nederland!
Blijf gezegend, land der vad'ren
make u eendracht sterk en groot
blijve 't volk der koninginne
houw en trouw in nood en dood!
Doe zoo ieder 't woord gestand,
doe zoo ieder het woord gestand:
'k heb u lief, mijn Nederland,
'k heb u lief, mijn Nederland!
Bekend onder de titel: 'Mijn Nederland'.
Tekst: P. Louwerse.
Muziek: R. Hol.
Pieter Louwerse (1840-1908) was een onderwijzer, kinderverhalenschrijver en kinderdichter. Een andere bekende liedtekst van zijn hand is 'Op de grote stille heide'.
Richard Hol (1825-1904) was dirigent, muziekleraar, componist en directeur van de Stedelijke Muziekschool. Zijn Vaderlandsch liedeboek verzamelde hij voor de Vereeniging van Onderwijzers en Onderwijzeressen. (Zie overzicht liedjes Hol).
Uitleg: koningin (3e strofe): Wilhelmina (koningin van 1890-1948). Voor 1890 luidde deze regel: 'Blijve 't volk aan Wet en Koning'.
Verspreiding: dit liedje werd opgenomen in de populaire liedbundel Kun je nog zingen, zing dan mee! (1906, 41e druk 1986).
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• R. Hol, Vaderlandsch liedeboek (1884)
• F.R. Coers, Liederboek van Groot-Nederland (ca. 1900)
• Veldkamp en De Boer, Kun je nog zingen (1911, 1938, 1972)
• Pelser en Van Zanten, Ons liedeboek (1951)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
Ons Gelderland
Waar der beuken breede kronen
ons heur koele schaduw biên
waar we groene dennebosschen
paarse heidevelden zien
waar de blonde roggeakker
en het beekje ons oog bekoort
daar is onze Vale-ouwe
kostlijk deel van Gelre's oord,
daar is onze Vale-ouwe
kostlijk deel van Gelre's oord.
Waar bij zomerzon de boomgaard
kleurig ooft den wand'laar toont
en de vruchtb're korenakker
stagen arbeid rijk'lijk loont
waar het 'aorige rivierke'
rustig stroomt langs groenen boord
daar is onze rijke Betuw
kost'lijk deel van Gelre's oord,
daar is onze rijke Betuw
kost'lijk deel van Gelre's oord.
Waar kasteelen statig rijzen
rond door park en bosch omringd
waar het voog'lenkoor zijn lied'ren
in het dichte loover zingt
waar het lief'lijk schoon van 't landschap
't oog des schilders steeds bekoort
daar is onze "olde Graafschap"
kost'lijk deel van Gelre's oord,
daar is onze "olde Graafschap"
kost'lijk deel van Gelre's oord.
Gelders volkslied.
Tekst en muziek: C.J.C. Geerlings.
C.J.C. Geerlings (1865 of 1875-1951) was onderwijzer en schreef kinderverhalen en kinderliedjes. Bekende liedjes van zijn hand zijn 'Koeltjes suiz'len' en 'Het spruit aan de bomen'.
Uitleg: vale ouwe: veluwe (Germaans falwa: vaal, bleek land, braak/onbewerkt, i.t.t. betuwe: bhad land, goed, vruchtbaar land).
Toelichting: Dit lied is sinds 1998 het volkslied van de provincie Gelderland (daarvoor was dat: 'Gelders dreven zijn de mooiste' van J. van Riemsdijk).
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• Veldkamp en De Boer, Kun je nog zingen (1938, 1972)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
Het waren twee conincskinderen
sy hadden malcander soo lief
sy conden byeen niet comen
het water was veel te diep.
Wat deed sy? Sy stac op drie keersen
als savonts het dagelicht sonc.
"Och liefste comt, swemter over!"
Dat deed sconincs sone was jonc.
Dit sach daer een oude quene
een al soo vilijnich vel
sy ghinker dat licht uytblasen
doen smoorde die jonghe held.
"Och moeder, mijn liefste moeder
mijn hoofdjen doet mijnder soo wee!
Mocht icker een wijle gaen wandelen
gaen wandelen al langs de see!"
"Och dochter, mijn liefste dochter
alleen en moogt ghy daer niet gaen
maer wect uwe joncste suster
laet die met u wandelen gaen."
"Och moeder, mijn joncste suster
is noch een soo cleinen kint
sy pluckter wel alle die bloemekens
die sy onder weghen vint.
Sy pluckter wel alle die bloemekens
die bladerkens laet sy staen
dan claghen die lieden en seggen:
dat hebben sconincs kindren ghedaen."
"Och dochter, mijn liefste dochter
alleen en moogt ghy daer niet gaen
maer wect uwen joncsten broeder
laet hem met u wandelen gaen."
"Och moeder, mijn joncste broeder
is noch een soo cleinen kint
hy loopter naer alle de voghels
die hy onder weghen vint."
De moeder ginc naer de kerke
de dochter ginc haren ganc
tot sy er by twater een visscher
haers vaders visscher, vant.
"Och visscher," soo sprac sy, "visscher
mijns vaders visscherkijn
ghy soudt er voor my eens visschen
het sal u ghelonet sijn!"
Hy smeet sijne netten int water
de loodekens ginghen te gront
int corte was daer gevisschet
sconincs sone, van jaren was jonc.
Wat troc sy van haren hande?
een vingherlinc roode van goud.
"Houd daer," seyde sy, "goede visscher,
dees vingherlinc roode van goud."
Sy nam doen haer lief in haer armen
en custe hem aen sijnen mond
"och mondeken, cost ghy noch spreken
och herteken, waert ghy gesont."
Sy hielter haer lief in haer armen
en spronc er met hem in de see.
"Adieu," seyde sy, "schoone wereld
ghy sieter my nimmermeer
adieu, o mijn vader en moeder
mijn vriendekens alle ghelijc
adieu, mijne suster en broeder
ic vaere naer themelrijc."
Middeleeuws lied.
Deze ballade is een verhalend lied. Twee koningskinderen hebben elkaar lief. Zij kunnen elkaar niet krijgen, want het water dat hen scheidt is te diep. De jongen probeert het water over te zwemmen, maar verdrinkt in zee. Het meisje laat hem opduiken door een visser en verdrinkt zichzelf vervolgens.
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• Handschrift Meerman (ca. 1525)
• Haerlems Oudt Liedt-Boeck (ca. 1640)
• H. Hoffmann von Fallersleben, Holländische Volkslieder (1833)
• F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903)
• Pollmann en Tiggers, Nederlands volkslied (1941, 1956, 1977)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
Het was een kind, zo kleinen kind
en een kind van twalef jaren.
't Zou met zijn boogje uit schieten gaan
daar hazen en konijntjes waren.
Het spande zijn boogjen alzo stijf
en al in de diepste kerve
het schoot daar hazen, konijntjes dood
daarom zo moest het sterven.
Dat vernam mijn heer al van Bruinswijk
en hij deed dat klein kind vangen
hij zetten 't op een zo hogen kasteel
hij zwoer: hij zou 't doen hangen.
En dat vernam zijn moederkijn
zo veer in vreemde lande
zij nam er haar zilver ende rood goud
na Bruinswijk is zij gegangen.
Als zij te Bruinswijk binnenkwam
al voor dat huis, staat hoge
daar vond zij haar kind, zo kleinen kind
met twee wenende oogen.
Mijn edelen heer al van Bruinswijk
wou jij mijn dat kind geven?
Ik heb er nog zilver ende rood goud
en dat zal ik jou geven.
Jouw zilver en jouw roder goud
en dat mag hier niet baten
al was er zijn halsje van roder goud
zijn leven most het laten.
Mijn edelen heer al van Bruinswijk
wou jij mijn dat kind geven?
Ik heb er nog zeven gedochters stout
en die zal ik jou geven.
Jouw zeven gedochters en wil ik niet
de drie dat bennen nonnen
de vier dat zijne zo edel landsvrouwen
zij blinken tegen de zonne.
Mijn edelen heer al van Bruinswijk
wou jij mijn dat kind geven?
Ik heb er nog zeven gezonen stout
en die zal ik jou geven.
Jouw zeven gezonen en wil ik niet
de drie dat bennen papen
de vier dat zijnder zo edel landsheren
zij dragen keizers wapen.
Als 't kind op 't eerste trapje trad
het keek zo dikmaals omme
daar zag het zijn zeven gezusters stout
van verre gereden kommen.
Rijd aan, rijd aan, gezusters stout
en steekt jouw paard met sporen
had jij der een half uur langer gebeid
mijn leven waar' al verloren.
Als 't kind op 't tweede trapje trad
het keek zo dikmaals omme
daar zag het zijn zeven gebroeders stout
van verre gereden kommen.
Rijd aan, rijd aan, gebroeders stout
en steekt jouw paard met sporen
had jij der een half uur langer gebeid
mijn leven waar' al verloren.
Als 't kind op 't derde trapje trad
het most nog eensjes drinken
het liet er zo menigen natten traan
al in de schale zinken.
Mijn edelen heer al van Bruinswijk
nou sluit jouw poorte vaste
morgenochtend eer dater den dag aankomt
zo zel jij krijgen gasten.
's Morgens als den dag opkwam
de poorten gingen open
doe lag er mijnheer al van Bruinswijk
al door zijn halsje geschoten.
Mijn edelen heer al van Bruinswijk
hoe ben jij nou te moede?
Gisteravond doe was er jouw halsje sneeuwwit
nu is 't zo rood als bloede.
Hoe dat ik nou te moede ben?
Dat zal ik jou wel zeggen
ik heb er niet enen vriend zo groot
die mij ter aarde wil leggen.
Middeleeuws lied.
Dit lied is een verhalend lied over de heer van Bruinswijk of Brunswijk die een jongen die gestroopt heeft, gevangen laat nemen en laat doden. Zijn moeder probeert de jongen vrij te kopen, maar de heer van Brunswijk weigert zilver en goud, haar dochters en haar andere zoons. De broers en zussen wreken zijn dood door de heer van Brunswijk door zijn hals te schieten.
Uitleg: het Hertogdom Brunswijk (13e t/m 19e eeuw) lag in het noorden van Duitsland.
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• Handschrift Meerman (ca. 1525)
• Haarlems oudt liedt-boeck (ca. 1640)
• F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903)
• Pollmann en Tiggers, Nederlands volkslied (1956, 1977)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
"Wat doet gij al in 't groene veld
mooi Bernardijn, mooi Exafijn?"
"Ik zoek hier geld, fier mooi meisje,
ik zoek hier geld, fier mooi meisje!"
"En wat doet gij dan met dat geld
mooi Bernardijn, mooi Exafijn?"
"Ik koop een koe, fier mooi meisje,
ik koop een koe, fier mooi meisje!"
"En wat doet gij dan met die koe
mooi Bernardijn, mooi Exafijn?"
"Die geeft mij melk, fier mooi meisje,
die geeft mij melk, fier mooi meisje!"
En wat doet gij dan met die melk
mooi Bernardijn, mooi Exafijn?"
"Dat wordt de pap, fier mooi meisje,
dat wordt de pap, fier mooi meisje!"
En waarmee roert gij dan die pap
mooi Bernardijn, mooi Exafijn?"
"Met 'n koeiensteert, fier mooi meisje,
met 'n koeiensteert, fier mooi meisje!"
Volksliedje uit de mondelinge overlevering. De liedschrijver en de datering van het liedje zijn onbekend.
Dit lied is een kluchtlied en dialooglied tussen een meisje en Bernardijn ('Bernardje'). Bernardijn wil een koe kopen en van de melk pap maken. De pap kan hij roeren met de koeienstaart.
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands (1856)
• F.R. Coers, Liederboek van Groot-Nederland (ca. 1900)
• F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903)
• Pollmann en Tiggers, Nederlands volkslied (1941, 1956, 1977)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
Wat voor vijand durft ons naken
vier gebroeders op een paard!
Ieder moet het vechten staken
als wij spelen met ons zwaard.
Wij en achten gene slagen
gene scheuten in de strijd
want ons harnas kan 't al dragen
daar een ander zich voor mijdt.
Wij en zijn van honderd mannen
wel gewapend niet bevreesd.
Als wij maar den toom ontspannen
dan weert zich ons peerd het meest.
Het kan lopen, het kan springen
het kan vliegen door het zand
gene mens en kan het dwingen
want 't heeft altijd d' overhand.
Sa, ros Beyaard, toont uw krachten
en spaart uwe benen niet
toont dat ieder hem moet wachten
die uw sterke tochten ziet.
Slaat van achter en van voren
recht u op, 't is ons bevel.
Als wij steken met de sporen
toont dat gij voor ons zijt snel.
Wij en zullen niemand wijken
wat voor vijand ons komt aan
ieder moet zijn wapens strijken
als wij met ons zweerden slaan.
Onzen iever is te achten
om 't geluk en onderstand
die wij zoeken en betrachten
voor het Mechels vaderland.
Dit is een verhalend lied dat verwijst naar een oude ridderroman over Karel de Grote en zijn leenman ridder Aymon. Deze had vier zonen, de vier Heemskinderen genaamd, waarvan de oudste, Reinout, het grote en wilde paard Beiaard bereed. Na een vete eiste Karel dat het paard door verdrinking zou worden gedood.
Dit lied verwijst naar de ommegang van Mechelen (met, naast het paard, ook een stoet reuzen en praalwagens). Dit vindt elke vijfentwintig jaar plaats.
Uitleg: vier gebroeders: de vier zonen van ridder Aymon (de vier Heemskinderen) / ros Beyaard: paard uit de sage van de Vier Heemskinderen / naken: naderen.
De eerste zin wordt ook gespeld als: 'derft ons naken'. Zie ook het lied: ''t Ros Beyaard doet zijn ronde'.
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• Cavalcade ende triumph-wagens toegerust (1730)
• Jubileboek Mechelen (1825)
• F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903)
• Pollmann en Tiggers, Nederlands volkslied (1941, 1956, 1977)
• L. van Gemert, Zing (1959)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
Wat zullen onze patriotjes eten
als zij in 't leger zijn?
Een kieksje aan 't spit gesteken
dat zullen onze patriotjes eten.
Kapitein, luitenant, vaanderig, sergeant, tamboer, korporaal
patriotjes, altemaal: kameraden, kameraden.
Wat zullen onze patriotjes drinken
als zij in 't leger zijn?
Den wijn uit zilver pinten
dat zullen onze patriotjes drinken.
Kapitein, luitenant, vaanderig, sergeant, tamboer, korporaal
patriotjes, altemaal: kameraden, kameraden.
Waarop zullen onze patriotjes slapen
als zij in 't leger zijn?
Op een bed met schone lakens
daarop zullen onze patriotjes slapen.
Kapitein, luitenant, vaanderig, sergeant, tamboer, korporaal
patriotjes, altemaal: kameraden, kameraden.
Waarmee zullen onze patriotjes schieten
als zij in 't leger zijn?
Met een kanon al met vier wieltjes
daarmee zullen onze patriotjes schieten.
Kapitein, luitenant, vaanderig, sergeant, tamboer, korporaal
patriotjes, altemaal: kameraden, kameraden.
Soldatenlied.
Toelichting: Een eerdere Duitse versie van dit lied is waarschijnlijk ontstaan als spotlied van de Pruisische soldaten op de Hollandse patriotten (rond 1787).
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• Büsching en Von der Hagen, Sammlung deutscher Volkslieder (1807)
• Lootens en Feys, Chants Populaires flamands (1879)
• F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903)
• Pollmann en Tiggers, Nederlands volkslied (1956, 1977)
• Haasnoot, Lind en Seyffert, Padvinders-liederenbundel (ca. 1955)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
Wel Anne Marieken, waar gaat gij naar toe?
Wel Anne Marieken, waar gaat gij naar toe?
'k Gane naar buiten al bij de soldaten.
Hopsasa, falala, Anne Marie.
Wel Anne Marieken, wat gaat gij daar doen?
Wel Anne Marieken, wat gaat gij daar doen?
Haspen en spinnen, soldaatjes beminnen.
Hopsasa, falala, Anne Marie.
Wel Anne Marieken, hebt gij er geen man?
Wel Anne Marieken, hebt gij er geen man?
Heb ik geen man, ik krijge geen slagen.
Hopsasa, falala, Anne Marie.
Wel Anne Marieken, hebt gij er geen kind?
Wel Anne Marieken, hebt gij er geen kind?
Heb ik geen kind, ik moete niet zorgen.
Hopsasa, falala, Anne Marie.
Wel Anne Marieken, hebt gij er geen lief?
Wel Anne Marieken, hebt gij er geen lief?
'k Heb er niet één, ik heb er wel zeven!
Hopsasa, falala, Anne Marie.
Volksliedje uit de mondelinge overlevering. De liedschrijver en de datering van het liedje zijn onbekend.
Uitleg: haspen (haspelen): garen winden.
Refrein ook: 'Hoepsasa, falala'.
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• J.F. Willems, Oude Vlaemsche liederen (1848)
• F.R. Coers, Liederboek van Groot-Nederland (1898)
• Pollmann en Tiggers, Nederlands volkslied (1941, 1956, 1977)
• L. van Gemert, Zing (1959)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
|
Middeleeuwse miniatuur
van de Franse troubadour Perdigon
die vioolspeelt.
© copyright
van bladmuziek en muziek
Geschiedenis van het Nederlandse volksliedje
|