|
Nederlandse volksliedjes ∼ P ∼
|
De paden op, de lanen in
vooruit met flinken pas
met stralend oog en blijden zin
en goed gevulde tasch.
De zonne lacht ons vroolijk toe
ons groet der voog'len zang
en wij, we worden vast niet moe
al wand'len w' uren lang.
Tra-ta-ta-ta bom bom,
tra-ta-ta-ta bom bom,
al wand'len w' uren lang.
Marcheeren is gezond voor 't bloed
verruimd wordt d' enge borst
't versterkt de spier van been en voet
't wekt eetlust op en dorst.
Daarom vooruit en in de maat
zoo netjes als 't maar kan
nu 't eensgezind en ord'lijk gaat
heeft elk pleizier er van.
Tra-ta-ta-ta bom bom,
tra-ta-ta-ta bom bom,
heeft elk pleizier er van.
Bekend onder de titel: 'Marschliedje'.
Tekst: A.L. de Rop.
Muziek: Richard Hol.
In: Kindercantate In den Zomer uit (1888).
Antoon de Rop (1837-1895) was onderwijzer, kinderboekenschrijver en tekstdichter. Hij schreef ook het liedje 'In een blauw geruite kiel'. Richard Hol (1825-1904) was dirigent, muziekleraar, componist en directeur van de Stedelijke Muziekschool (zie overzicht liedjes Hol).
Verspreiding: dit liedje werd opgenomen in de populaire liedbundel Kun je nog zingen, zing dan mee! (1906, 41e druk 1986).
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• Veldkamp en De Boer, Kun je nog zingen (1911, 1938, 1972)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
Plompaard en zijn wuvetje
ze zijn te merkt gegaan
drie uurtjes voor den dage, dage, dage, dage
drie uurtjes voor den dage
ze zijn te merkt gegaan.
Als ze te Burburg kwamen,
te Burburg op de merkt
ze braken al de eiers, eiers, eiers, eiers
ze braken al de eiers
de butter viel in het slijk.
Plompaard, zeide zij, Plompaard
loopt huiswaarts, haalt den haak.
Wij zullen de butter uittrekken, trekken, trekken, trekken,
wij zullen de butter uittrekken
voordat z' in gronde gaat.
't En is wel om de butter niet
't en is maar om den doek
'k en scheurd' hem maar gister'n aven, aven, aven, aven
'k en scheurd' hem maar gister'n aven
van Plompaards beste broek.
Hebt gij van mijne beste broek
een butterkleed gemaakt?
'k En heb mijn levensdage, dage, dage, dage
'k en heb mijn levensdage
een zulk bot wuf gehad!
Kluchtlied.
Volksliedje uit de mondelinge overlevering. De liedschrijver en de datering van het liedje zijn onbekend. In de 17e eeuw wordt er echter in een toneelklucht en als wijsaanduiding al naar dit liedje verwezen.
Eerste twee regels ook: Klompertje/Klinkaart/Jan Plompaart en zijn wijveke/wuveke, die zouden eens vroeg opstaan.
Uitleg: wuvetje: wijfje, vrouwtje / merkt: markt / Burburg: Bourbourg, gemeente in Frans-Vlaanderen / butter: boter / wuf: wijf, vrouw.
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• H. Hoffmann von Fallersleben, Niederländische Volkslieder (1856)
• J.H. Scheltema, Nederlandsche liederen uit vroegeren tijd (1885)
• J. van Vloten, Nederlandsche Baker- en Kinderrijmen (1894)
• F. van Duysen, Het oude Nederlandsche lied (1903)
• Pollmann en Tiggers, Nederlands volkslied (1941, 1956, 1977)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
|
David Teniers,
Muziek in een herberg, 1635.
© copyright
van bladmuziek en muziek
Geschiedenis van het Nederlandse volksliedje
|