|
Nederlandse volksliedjes ∼ S ∼
|
Een scheepje in de haven landt
Hojo! Hojo, hojo, hojo!
Gevuld met specerijen
Hojo, hojo, hojo, hojo, hojo, hojo!
En menig flinke jonge kwant
Met buidels vol tot aan den rand
En harten vol verblijen.
Hojo, hojo, hojo, hojo, hojo, hojo!
Een beetje pret na leed en last
Hojo! Hojo, hojo, hojo!
Wie zou het u misgunnen.
Hojo, hojo, hojo, hojo, hojo, hojo!
Maar niet de zeilen volgebrast!
Toe, leg een reefje waar het past
Het zou eens stormen kunnen.
Hojo, hojo, hojo, hojo, hojo, hojo!
Bekend onder de titel: 'Een scheepje, een gangspildeuntje'.
Tekst: J.P. Heije.
Muziek: J.J. Viotta.
Jan Pieter Heije (1809-1876) was een Amsterdamse arts en tekstdichter. Hij schreef honderden liedjes in de trant van volksliedjes, waarvan er vele zeer bekend raakten (zie alle liedjes Heije).
Joannes Viotta (1814-1859) was een Amsterdamse arts en musicus (pianist, zanger en componist). Hij was repetitor bij de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. (zie overzicht liedjes Viotta).
Uitleg: kwant: kerel, vent / buidel: geldbuidel, beurs / pret: in de haven / na leed en last: ontberingen op zee / brassen: het zeil stellen met de touwen van de ra - maar ook: slempen, overdadig eten en drinken / reef: samengeplooid stuk zeil.
Verspreiding: dit liedje werd opgenomen in de populaire liedbundel Kun je nog zingen, zing dan mee! (1906, 41e druk 1986).
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• J.P. Heije, Nederlandsche liederen (ca. 1865)
• H.C. Juta, Zeemansliederen (1876)
• Weiss en Andreae, Een alleen (ca. 1938)
• Veldkamp en De Boer, Kun je nog zingen (1911, 1938, 1972)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
Schoon lief, hoe ligt gij hier en slaapt
in uwen eersten drome?
Wilt opstaan en den mei ontvaan
hij staat hier alzo schone.
'k En zou voor genen mei opstaan
mijn vensterken niet ontsluiten.
Plant uwen mei waar 't u gerei
plant uwen mei daarbuiten.
Waar zou 'k hem planten of waar doen?
't Is al op 's heren straten
de winternacht is koud en lang
hij zou zijn bloeien laten.
Schoon lief, laat hij zijn bloeien staan
wij zullen hem begraven
op 't kerkhof bij den eglantier
zijn graf zal roosjes dragen.
Schoon lief, en om die rozekens
zal 't nachtegaalken springen
en voor ons bei in elken mei
zijn zoete liedekens zingen.
Meilied en dialooglied.
Volksliedje uit de mondelinge overlevering. De liedschrijver en de datering van het liedje zijn onbekend.
Inhoud: Het lied gaat over een minnaar die zijn geliefde een meitak wil aanbieden, maar zij weigert. Het planten van een meiboom aan het begin van de zomer is een oud gebruik dat al bij de Germanen en Saksen voorkwam.
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• J.F. Willems, Oude Vlaemsche liederen (1848)
• F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903)
• Pollmann en Tiggers, Nederlands volkslied (1941, 1956, 1977)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
Schoon lief, wilt gij met mij rijden?
Schoon lief, wilt gij met mij gaan?
Ik zal er liefken u leiden
daar gelegoud rooskens staan,
ik zal er liefken u leiden
daar gelegoud rooskens staan!
Ik en wil met u niet rijden
ik en wil met u niet gaan!
Mijn vader zoude mij schelden
mijn moeder zoude mij slaan,
mijn vader zoude mij schelden
mijn moeder zoude mij slaan!
Waaromme zoude hij u schelden?
Waaromme zoude zij u slaan?
Gij hebt de gelegoud rooskens
voorwaar geen leed gedaan,
gij hebt de gelegoud rooskens
voorwaar geen leed gedaan!
O scheiden, bitter scheiden
als het immer wezen moet.
Hoe nood is 't, dat wij scheiden
al van dat 's harten bloed,
hoe nood is 't, dat wij scheiden
al van dat 's harten bloed.
Liefdesklacht en dialooglied.
Inhoud: Een minnaar vraagt aan zijn schone lief of zij met hem mee wil rijden naar de goudgele roosjes. Het meisje wijst hem af. Hij probeert haar over te halen. Het scheiden is bitter.
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• J. Pollmann, De blijde bongerd (1938)
• Pollmann en Tiggers, Nederlands volkslied (1941, 1956)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
Schoon lieveke, waar waarde gij de eerste meiennacht
dat gij mij gene mei en bracht?
De eerste meiennacht, schoon lief, toen was ik ziek.
Schoon lieveke, ik kost er van mijn beddeke niet!
Schoon lieveke, waar waarde gij de tweede meiennacht
dat gij mij gene mei en bracht?
De tweede meiennacht zocht ik een eglantier.
Schoon lieveke, sta op en uwe mei is hier!
'k En sta er toch voorwaar voor uwe schone mei niet op
of en zal er mijn venster niet ontsluiten!
Uw mei die komt te laat! Plant vrij hem op de straat.
Schoon lieveke, plant uwe mei daar buiten!
Meilied en dialooglied.
Volksliedje uit de mondelinge overlevering. De liedschrijver en de datering van het liedje zijn onbekend.
Uitleg: mei: meiboom / eglantier of egelantier: rozenstruik.
Toelichting: Het planten van een meiboom aan het begin van de zomer is een oud gebruik dat al bij de Germanen en Saksen voorkwam.
Tekst gaat terug op: 'Schoon lief, hoe ligt gij hier en slaapt'.
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• P. de Mont, Volkskunde II (1889) en III (1890)
• F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903)
• Pollmann en Tiggers, Nederlands volkslied (1941, 1956)
• L. Haasnoot, Padvinders-liederenbundel (ca. 1955)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
Sikkels klinken, sikkels blinken
ruischend valt het graan.
Zie de bindsters garen
zie in lange scharen
garf bij garven staan
garf bij garven staan.
't Heeter branden op de landen
meldt den middagtijd.
't Windje, moe van 't zweven,
heeft zich schuil begeven
en nog zwoegt de vlijt
en nog zwoegt de vlijt.
Blijde maaiers, nijv're zaaiers
die uw loon ontvingt
zit nu rustig neder
galm' het mastbosch weder
als gij juichend zingt
als gij juichend zingt.
Slaat uw oogen naar den hoogen
alles kwam van daar.
Zachte regen daalde
vriend'lijk zonlicht straalde
mild op halm en aar
mild op halm en aar.
Bekend onder de titel: 'Oogstlied'.
Tekst: A.C.W. Staring.
Muziek: A. Lijsen.
Anthony Staring (1767-1840) was een landheer en dichter van met name romantische en verhalende gedichten. Arnoldus Lijsen (1855-1932), componist, toonzette onder meer liedteksten van Beets en Heije en schreef de muziek van het Zeeuws-Vlaamse volkslied.
Verspreiding: dit liedje werd opgenomen in de populaire liedbundel Kun je nog zingen, zing dan mee! (1906, 41e druk 1986).
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• Weiss en Andreae, Een alleen (ca. 1938)
• Pelser, Van Zanten en Smink, Ons liedeboek (1951)
• Veldkamp en De Boer, Kun je nog zingen (1911, 1938, 1972)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
Slaat op den trommele van dirre dom deine
slaat op den trommele van dirre dom does
slaat op den trommele van dirre dom deine
"Vive le Geus" is nu de loes!
Vive le Geus, wilt christelijk leven
vive le Geus, houdt fraaie moed
vive le Geus, God behoed' u voor sneven
vive le Geus, edel christenbloed.
Oflaat intijds nog Gods woord te krenken
oflaat intijds nog uw godloos spel
oflaat intijds, och wilt u bedenken
oflaat intijds en valt God niet rebel.
Geuzenlied.
Tekst: M. Arent Dirksz. Vos.
Op de wijs van: 'Bedructe hertekens'.
Datering: 1568-1570.
Arent Vos (1500-1570) was pastoor (katholiek) en na de beeldenstorm van 1566 predikant (protestant). Hij kreeg hiervoor een preekverbod en later de doodstraf. Na het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), twee jaar voor zijn dood, schreef hij verschillende geuzenliederen.
Uitleg: vive le geus: lang leve de geus / loes: leus / sneven: zondigen / oflaat: houdt op / val niet rebel: kom niet in opstand.
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• Nieu geusen lieden boecxken (1581)
• P. Wackernagel, Lieder der niederländischen Reformierten (1867)
• F. van Duysen, Het oude Nederlandsche lied (1903)
• Pollmann en Tiggers, Nederlands volkslied (1941, 1956, 1977)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
Springt op en toon je schoen
springt op en toon je schoen!
't Is om te zien wat dat de oude mannen al doen!
De oude mannen hên vele verstand
de oude mannen hên vele verstand
't is maar om hun pijpje te roken de ganse dag!
Springt op en toon je schoen
springt op en toon je schoen!
't Is om te zien wat dat de oude wijven al doen!
De oude wijven hên vele verstand
de oude wijven hên vele verstand
't is maar om hun potje te roeren de ganse dag!
Springt op en toon je schoen
springt op en toon je schoen!
't Is om te zien wat dat de jonge jongens al doen!
De jonge jongens hên vele verstand
de jonge jongens hên vele verstand
't is maar om hun pintje te drinken de ganse dag!
Springt op en toon je schoen
springt op en toon je schoen!
't Is om te zien wat dat de jonge meisjes al doen!
De jonge meisjes hên vele verstand
de jonge meisjes hên vele verstand
't is maar om in 't spiegel te kijken de ganse dag!
Danslied en spotliedje over oude mannen, oude vrouwen, jonge jongens en jonge meisjes.
Volksliedje uit de mondelinge overlevering. De liedschrijver en de datering van het liedje zijn onbekend.
Uitleg: hên: hebben.
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands (1856)
• F. van Duysen, Het oude Nederlandsche lied (1903)
• Pollmann en Tiggers, Nederlands volkslied (1941, 1956, 1977)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
Het spruit aan de boomen, het groent in de wei
en vogeltjes zingen een liedjen er bij.
Zij keerden naar hier weer, van 't zonnige zuid
en vieren de lente met vroolijk geluid.
Wat vriend'lijke klanken! Wat schitt'ring van kleur!
Wat zonnegetoover en lieflijke geur!
En klanken en kleuren en geuren en zon
ze zeggen ons blijde: het voorjaar begon!
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• Veldkamp en De Boer, Kun je nog zingen (1938, 1972)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
Stort tranen uit, schreit luide, weent en treurt!
Och, 't dunkt mij dat mijn herte barst en scheurt!
O dag, o dag, o donker droeve dag
wat is er al gehuil en groot geklag!
O Nederland, uw vorst, uw prins zo vroom
die daar de blom was van d'Oranjeboom
die door zijn deugd u van het Spaans gesoord
zo heeft beschermd, leit nu eilaas vermoord!
Gelijk de zon het licht is van den dag
zo ook deez' prins ons licht te wezen plach.
Die raad en daad hier bij ons is geweest
is nu ontzield, bij Gode leeft zijn geest.
Als de Maraan 's lands vrijheid drukte zeer
met moord en brand dat nog vervulde meer
heeft deze prins daartegen hem gekant
end' opgezet zijn goed en bloed voor 't land.
Gij vrome, d'wijl dat dit zo is geschied
en dat het nu kan wezen anders niet,
vertrouwt op God: door 's prinsen spruiten haast
zal Spanje nog verwerd staan en verbaasd.
Geuzenlied en klaaglied op de dood van prins Willem van Oranje (1584).
Tekst: A. Valerius.
In: A. Valerius, Nederlandtsche gedenck-clanck (1626).
Adriaen Valerius (ca. 1575-1625) was schepen (wethouder) van Veere (Zeeland) en tekstdichter van met name geuzenliederen (liederen over de Tachtigjarige Oorlog, 1568-1648). Deze werden na zijn dood uitgegeven door zijn erfgenamen. Valerius was deken van de Veerse rederijkerskamer 'In reynder jonste groeijende' (zie alle liedjes Valerius).
Uitleg: tranen: om de moord op Willem van Oranje (1533-1584), de leider van de opstand tegen Spanje / gesoord: gebroed / Maraan: Spanjaard / spruiten: de zonen van Willem van Oranje.
|
Vindplaatsen (Nederlandse Liederenbank) o.m.:
• Lange, Kalff en Loosjes, Nederlandsch volksliederenboek (1913)
• F.R. Coers, Liederen van Groot-Nederland (ca. 1920)
• Veldkamp en De Boer, Kun je nog zingen (1938, 1972)
• Pollmann en Tiggers, Nederlands volkslied (1977)
(zie: Bronnen en vindplaatsen).
|
Duitse minnezangers maken muziek
bij twee adellijke schaakspelers
(Grosse Heidelberger Liederhandschrift, 1300-1340).
© copyright
van bladmuziek en muziek
Geschiedenis van het Nederlandse volksliedje
|